Back to Top

Het Bätz-Witte orgel

Beknopte geschiedenis


Op 13 februari 1872 ondertekenden de freules Warin en de firma J. Bätz en Co. te Utrecht de ‘Conditiën en voorwaarden’ tot de bouw van een nieuw orgel.
Het 8 voets werk werd gebouwd door C.G.F. Witte en vervolgens door de freules in datzelfde jaar geschonken aan de Nederlandse Hervormde Willibrordkerk.

 

Dat orgel had de volgende dispositie:
Manuaal I
Prestant 8 vt.
Bourdon 16 vt.
Octaaf 4 vt.
Nasard 3 vt.
Woudfluit 2 vt.
Mixtuur 2-3 sterk
Manuaal II
Holfluit 8 vt.
Viola 8 vt.
Fluit 4 vt.

Het orgel heeft met die dispositie zo’n 65 jaar dienst gedaan tot 1939.

Hiernaast een foto van het interieur van de kerk van vóór 1939. Dit is de oorspronkelijke opstelling die het interieur sinds eeuwen heeft gehad.
Het orgel stond op een oxaal in de zgn. triomfboog, op de scheiding tussen de kerkruimte en het koor. Onder het oxaal de preekstoel.

In het jaar 1939 werd het kerkinterieur grondig gerestaureerd.
Ook een restauratie van het orgel bleek noodzakelijk, deze werd uitgevoerd door Spanjaard in Amsterdam: het heeft het orgel geen goed gedaan.
Met het verplaatsen van de preekstoel naar de tegenoverliggende westkant werd ook het orgel daar naartoe verplaatst. Het mooie Bätz-front met pijpen plus de kas werden verwijderd en verkocht. Het werd vervangen door een meer ‘eigentijds’ front: een open opstelling die schuil ging achter een ‘schutting’ van zinken pijpen, geflankeerd met enkele houten pijpen.
Bovendien werd het voorzien van een pedaal-register en een subbas 16 vt, dat pneumatisch was. Op de kantsleep werd het register, Euphöne 8 vt., toegevoegd.
De dispositie zag er nu dus als volgt uit:
Manuaal I
Prestant 8 vt.
Bourdon 16 vt.
Octaaf 4 vt.
Nasard 3 vt.
Woudfluit 2 vt.
Mixtuur 2-3 sterk

Manuaal II
Holfluit 8 vt.
Viola 8 vt.
Fluit 4 vt.

Pedaal
Subbas 16 vt.

Koppels
Manuaal I – Manuaal II
Manuaal I – Pedaal

 In 1979 werd opnieuw besloten tot restauratie, maar nu met zoveel mogelijke terugkeer naar de oorspronkelijke situatie van 1872.
Van 6 januari 1980 tot 18 juni van datzelfde jaar vonden de werkzaamheden plaats, uitgevoerd door Verschueren uit Tongeren in Belgie. Als adviseur werd Frans van Tilburg aangetrokken. Het register Euphöne 8’ dat in 1939 op een kantsleep was toegevoegd werd verwijderd en omgesmolten. Van dit materiaal is een register Sesquialter 2 sterk gemaakt. Het pedaalregister Subbas 16 vt. bleef gehandhaafd.
Verder werd het mechaniek van het orgel weer geheel mechanisch gemaakt. Het front werd vervangen door de kas van een orgel dat oorspronkelijk gemaakt is door de orgelmaker Leichel in 1902.

Het pijpwerk met 9 stemmen en de speeltafel.

Vanaf 1980 tot heden heeft het orgel de volgende dispositie
Manuaal I
Prestant 8 vt.
Bourdon 8 vt.
Octaaf 4 vt.
Nasard 3 vt.
Woudfluit 2 vt.
Mixtuur 2-3 sterk

Manuaal II
Holfluit 8 vt.
Viola 8 vt.
Fluit 4 vt.
Sesquialter 2 sterk
Pedaal
Subbas 16 vt.

Koppels
Manuaal I – Manuaal II
Manuaal I – Pedaal

 
Het orgel zoals dat er momenteel uitziet. Met de bijbehorende tinnen pijpen is het weer een prachtig orgel, passend bij deze kerk.